Een praktijkvoorbeeld van digitaal lesgeven
Hoe lesgeven in een digitaal tijdperk ervoor zorgde dat ik leerlingen hoorde zingen en zelf een rapcarrière begon
Lesgeven in een digitale periode is meer dan alleen instructies in Magister zetten en af en toe zwaaien naar de camera. Afgelopen week hoorde ik leerlingen zingen en rappen, en waagde ik zelf ook een poging. Ik neem jullie graag mee naar het begin van mijn week. Het is dinsdag 14 april.
Ik start de week met het bijwerken van alle administratie. Dat betekent: van veertien klassen controleren of en hoe de leerlingen hun schoolwerk voor Levensbeschouwelijke Vorming bijhouden. Ik bekijk de foto’s die leerlingen hebben geplaatst op Classroom, quizzen die ze online hebben gemaakt en beantwoord vragen die per mail zijn gesteld. Leerlingen van wie het huiswerk mist, stuur ik een mailtje. Waar er zorgen zijn stel ik de docenten op de hoogte op Magister – ook voor ons een digitale tool om zicht te blijven houden op de leerlingen.
Daarna begint het leukere gedeelte van mijn werk. Aan het begin van iedere week heb ik een Google Meet met mijn mentorklas – 5 vwo. In de afgelopen periode heb ik gemerkt dat je Meets kunt onderverdelen in twee categorieën:
1. De licht ongemakkelijke Meet
Tot deze categorie behoren de Meets waarbij ik als enige heel ongemakkelijk met mijn camera vragen stel aan stille, zwarte beeldschermen. Als ik geluk heb wordt er op mijn vragen gereageerd via de chat. Dit soort Meets duurt vaak maar kort; het is mijn manier om te monitoren of al mijn online instructies duidelijk zijn en voor de leerlingen een plek om aan te geven waar moeilijkheden liggen.
2. De we-maken-het-gezellig-Meet
Dit is de Meet waarin ik stipt op tijd de videoroom betreed, maar de leerlingen al aanwezig zijn. Ze zijn al in discussie over de schoolopdrachten van die week en over de gymchallenges die ‘sowieso niet gaan lukken, want wie kan er nou jongleren?!’ In we-maken-het-gezellig-Meets dragen de jongens van 5 vwo allemaal een hoed omdat de kapper dicht is en hun kapsel ‘er niet uitziet’.
Zo start dus mijn week. Met een ‘we-maken-het-gezellig-Meet’. In mijn eigen mentorklas heeft een aantal jongens een gitaar in de slaapkamer staan. En zo geschiedt dat mijn eigen mentorles wordt afgesloten met een verzoeknummertje. Dat klinkt heel idyllisch als ik het zo opschrijf, maar in werkelijkheid gaat er een lange discussie aan vooraf over welk nummer de leerlingen gaan spelen en zingen (‘Als jullie Lil Kleine gaan doen ga ik uit de Meet’, ‘Mevrouw, zeg er wat van’, ‘Mevrouw, mijn vader heeft last van dit lawaai, haha’). De vertraging in het geluid van de Google Meet zorgt voor een complete kakofonie. Maar toch. Ik voel weer even dat ‘we’ met z’n allen een klas zijn.
Na deze Meet volgt een dag waarin ik filmpjes voor de brugklassen opneem, filmpjes zoek voor klas 3, 4 havo in een ‘licht ongemakkelijke Meet’ bevraag of het allemaal lukt met het levensvisieboek, en ondertussen de leerlingen van 5 vwo digitaal van feedback van hun essays voorzie. In de tussentijd pleeg ik een aantal telefoontjes naar mentorleerlingen (‘Heb je gezien dat je je wiskunde nog moet maken? Wanneer heb je daar tijd voor?’) en videobel ik met collega’s. Want ook die mis ik ontzettend in deze tijd.
Net als ik denk dat de dag bijna voorbij is, krijg ik een mailtje van de leerlingen van 4 vwo. Deze jaarlaag geeft deze periode zelf les. ‘Beste mevrouw Roozeboom, We zijn erg teleurgesteld om te zien dat u uw rap nog niet heeft ingeleverd. Wij verwachten hem uiterlijk morgenmiddag 12 uur (eind LeVo-les) binnen te hebben.’ En zo eindig ik de werkdag met het schrijven en opnemen van een rap over reïncarnatie en karma.