Waarom
In ons merkkompas hebben we uitgaande van de zes rode draden uit het strategisch beleidsplan van SCOPE scholengroep, Profileren doe je samen, het profiel van de Groene Hart scholen in vijf kernwaarden omschreven: vertrouwen, betrekken, verbinden, prikkelen
en inspireren. Daaruit hebben we conclusies getrokken over de manier van handelen van onze medewerkers op school en over de les- en leerstof.
Om een lerende organisatie te kunnen zijn, worden en blijven, is het van belang om te leren. Als schoolleiding, als collega’s, als leerlingen. In de veelheid van theorieën over leren zijn we gekomen tot een beeld van leren op grond van voorbeelden die werken en met die voorbeelden willen we het leren in de school vergroten, waardoor docenten het leren van de leerlingen sturen op basis van kennis en kunde.
1. Wat hebben we nodig om tot leren te komen?
In het groepsverband van de klas leren leerlingen in een veilige leeromgeving, waarin zij in de mini-samenleving van de school en de klas leren rekening houden met elkaar, leren omgaan met verschillen en deze leren waarderen. Onze mentoren maken elke dag het
verschil voor onze leerlingen in een leerjaar om het leerproces optimaal te ondersteunen. Alle medewerkers zijn gericht op het creëren van deze veilige omgeving voor groot en klein in onze school.
2. Welke didactische visie ondersteunt ons hierbij?
We richten ons op onze school bij ons onderwijzen op het leren van de leerlingen, waarbij we rekening houden met hun cognitieve mogelijkheden en mogelijke beperkingen. Dit doen we vanuit het vertrouwen dat kinderen alles kunnen leren. Onze docenten onderwijzen opdat onze leerlingen leren. Als docenten werken we samen aan de continue verbetering van de kwaliteit van ons onderwijs, waarbij we steengoede lessen met betekenis ontwerpen. Hoe zien we dat onze leerlingen leren? Wat is een goede les? Hiervoor geven we onze visie op het organiseren van het leren.
Het aanbieden van kennis gaat vooraf aan het leren van vaardigheden. De les is zorgvuldig voorbereid. In een goede les haalt de docent voorkennis op en sluit daarbij aan. Hij baseert het didactisch handelen op de leerdoelen, die hij expliciet duidelijk maakt aan de leerlingen en koppelt aan succescriteria. Hij wekt en vergroot daarmee de motivatie van de leerlingen. Hij legt de stof duidelijk uit, stelt denkvragen op diverse niveaus en begeleidt het oefenen van de nieuw verworven kennis. Hij evalueert de voortgang van het leren, waardoor er meer inzicht komt in het leerproces waardoor zowel leerlingen als docent het leerproces kunnen bijsturen en zo verantwoordelijkheid kunnen nemen voor het leren. Dit leidt tot motivatie. Het huiswerk sluit aan bij het niveau van de leerlingen aan het eind van de les.
3. Hoe ondersteunen we de organisatie van het leren?
Om deze doelen te bereiken, helpt het gebruik van een elektronische leeromgeving door de mogelijkheid om de leerdoelen te expliciteren en het leerproces zo beter te ondersteunen door de mogelijkheid tot monitoren. Aan het geven van de les(senserie) gaat
vooraf dat de toets, gebaseerd op de leerdoelen, gemaakt is zodat de lessen zo goed mogelijk gericht zijn op het te behalen resultaat van de leerlingen, wat ook de monitoring van het leerproces vergemakkelijkt. We werken met de leerlingen in groepsverband van klassen of clusters. Ook leren leerlingen individueel. Voor de meeste leerlingen geldt dat zij, hoe verschillend ook, op dezelfde
manier leren. Differentiatie is mogelijk in de les, door het gebruik van ICT, door verschillende manieren van ondersteuning en door variatie in uitleg, vragen en opdrachten.